Verenigingen vormen een belangrijk onderdeel van de maatschappij. Zij hebben de vrijheid om hun eigen doelen na te streven en te bepalen wie lid mag worden. De regels omtrent het lidmaatschap zijn doorgaans vastgelegd in de statuten. Maar wat als een vereniging — naast de statutaire bepalingen — aanvullende toelatingscriteria hanteert? Is dat toegestaan?
Wettelijk kader en statutaire regels
De juridische basis voor verenigingen is neergelegd in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Artikel 26 van Boek 2 bepaalt dat een vereniging een rechtspersoon is met leden, en dat zij een bepaald doel nastreeft. De wijze waarop leden worden toegelaten behoort volgens artikel 27 van dat Boek in de statuten te worden geregeld. In veel gevallen staat in de statuten dat in beginsel het bestuur beslist over de toelating van leden. Mocht het bestuur besluiten om een lid niet toe te laten dan zou algemene ledenvergadering alsnog tot toelating kunnen besluiten. Uiteraard rekening houdend met daarvoor vastgestelde regels.
Daarnaast geldt voor verenigingen de maatstaf van redelijkheid en billijkheid. Die bepaalt dat zowel de vereniging en de leden zich moeten gedragen naar wat door de redelijkheid en billijkheid mag worden gevraagd.
Rechtspraak: ruimte voor aanvullende criteria
Uit recente rechtspraak blijkt dat een vereniging aanvullende toelatingscriteria mag hanteren, mits deze aan bepaalde voorwaarden voldoen. In een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd geoordeeld dat een vereniging de vrijheid heeft om aanvullende of niet in de statuten genoemde criteria te hanteren bij de beoordeling van lidmaatschapsaanvragen.
Daarbij benadrukte de rechter dat deze criteria:
De rechtbank oordeelde dat zolang het bestuur binnen de grenzen van zijn statutaire bevoegdheden blijft, het gebruik van aanvullende toelatingscriteria toelaatbaar is.
Beperkingen en valkuilen
Hoewel aanvullende toelatingscriteria zijn toegestaan, gelden er duidelijke beperkingen:
Willekeur is uitgesloten: De toelatingscriteria moeten objectief en consistent worden toegepast. Het uitsluiten van personen op grond van persoonlijke voorkeur of irrelevante kenmerken kan strijdig zijn met de maatstaf van redelijke en billijkheid.
Doelstelling vereniging: De toelatingscriteria moeten in verhouding staan tot het doel van de vereniging. Zo zou een studentenvereniging die alleen mensen boven de 30 jaar toelaat, mogelijk in strijd handelen met haar doelstelling.
Discriminatieverbod: De toelatingscriteria mogen niet leiden tot directe of indirecte discriminatie op basis van bijvoorbeeld leeftijd, geslacht, etniciteit of geloof, tenzij dit gerechtvaardigd is binnen het kader van het doel van de vereniging. Seniorenverenigingen laten bijvoorbeeld pas leden toe als zij juist een bepaalde leeftijd hebben bereikt omdat hun activiteiten op die doelgroep gericht zijn.
Transparantie: Aspirant-leden moeten op de hoogte zijn van de aanvullende voorwaarden. Verstopte of ongeschreven toelatingseisen kunnen in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel.
Praktische implicaties voor verenigingen
1. Statuten checken
Ga na of de statuten expliciet of impliciet ruimte bieden voor het bestuur om zelfstandig toelatingscriteria toe te passen. Indien de toelating volledig wordt geregeld in de statuten, kan het hanteren van extra eisen problematisch zijn.
2. Huishoudelijk reglement of toelatingsbeleid
Het verdient aanbeveling om aanvullende toelatingscriteria op te nemen in een reglement of toelatingsbeleid dat door de ledenvergadering is vastgesteld. Dit bevordert transparantie en voorkomt discussie over willekeur.
3. Communicatie naar aspirant-leden
Duidelijke communicatie over toelatingseisen voorkomt misverstanden en juridische procedures. Publiceer toelatingsvoorwaarden bijvoorbeeld op de website of neem deze op in de inschrijfformulieren.
4. Motivering van afwijzing
Indien een verzoek tot lidmaatschap wordt afgewezen op basis van aanvullende criteria, moet het bestuur bereid zijn deze beslissing gemotiveerd toe te lichten. Een goed gemotiveerd besluit is beter bestand tegen juridische toetsing.
Conclusie
Een vereniging mag — onder voorwaarden — aanvullende toelatingscriteria hanteren naast de statuten. Voorwaarde is wel dat deze criteria redelijk, transparant en doelgericht zijn, en niet in strijd komen met de statuten of de wet. Door zorgvuldig te werk te gaan en toelatingscriteria schriftelijk en transparant te maken, kan een vereniging haar onafhankelijkheid waarborgen en tegelijkertijd rechtszekerheid bieden aan aspirant-leden.
Heb je naar aanleiding van dit artikel vragen? Of wil je graag meer weten? Neem gerust contact op met onze sectie ondernemingsrecht.